Hoe wordt de hoeveelheid insuline bepaald bij (ultra)kortwerkend?

Mensen die (ultra)kortwerkende insuline bij de maaltijden gebruiken en een langwerkende insuline voor de nacht, hebben een ‘flexibel schema’. Ze spuiten of bolussen (bij een pomp) de insuline flexibel én zijn flexibel in wat ze wanneer eten. Wel is het belangrijk dat ze de insulinedosering aanpassen aan de hoeveelheid koolhydraten van de maaltijd of het tussendoortje.

Om de juiste hoeveelheid insuline per keer te bepalen, rekenen patiënten met hun insulinegevoeligheidsfactor en hun Koolhydraat-Insuline-Ratio (KIR).

  • Insulinegevoeligheidsfactor: deze factor geeft aan hoeveel de bloedglucosespiegel daalt voor elke eenheid insuline die ze zichzelf toedienen. Men noemt de insulinegevoeligheidsfactor ook wel de correctiefactor. Met dit getal kan de bloedglucose worden gecorrigeerd als deze te hoog of te laag is. Het behandelend team kan de insulinegevoeligheidsfactor van een patiënt berekenen.
  • KIR: deze ratio geeft aan hoeveel insuline iemand zichzelf moet toedienen bij een bepaalde hoeveelheid koolhydraten. De KIR varieert per persoon en kan ook per maaltijd anders zijn. Er zijn verschillende manieren om de KIR te berekenen. Het behandelend team doet dit samen met de patiënt en checkt ook regelmatig of bijstellen nodig is.